Volksuniversiteit Breda 50 jaar 1973-2023

Wat eraan vooraf ging (deel1)

Bouvigne: bakermat van Volksuniversiteit Breda

Volksuniversiteit Breda bestaat in 2023 vijftig jaar. In de komende periode gaan we iedere maand in op de geschiedenis van de Volksuniversiteit. Deel 1 van de serie handelt over: Wat ging eraan vooraf? Waarom werd er een volksuniversiteit in West-Brabant en Breda gestart en wie waren de voorgangers? Waar is het allemaal begonnen?

Bouvigne

Wie kent niet Kasteel Bouvigne aan de rand van het Mastbos in Breda. Eén van de best bewaarde kastelen in de regio. En nog steeds in gebruik, sinds 1973 is het de thuisbasis van het waterschap Brabantse Delta. Maar daarvoor was Bouvigne lange tijd het centrum van het vormingswerk in West- Brabant.
In 1554 duikt Bouvigne voor het eerst op in een officiële akte: Dat is het testament van de vroegere eigenaar Jacob van Brecht. Oorspronkelijk was het kasteel in eigendom van de Oranjes. Die toonden nooit veel belangstelling voor Bouvigne; ze lieten er hun rentmeesters wonen. Het kasteel werd slecht onderhouden en bedreigd met sloop. De plaatselijke bevolking heeft dit in 1774 gelukkig weten te verijdelen. Dit weerhield Prins Willem V er echter niet van om het kasteel in 1775 van de hand te doen.

Gedurende de anderhalve eeuw die volgde, wisselde Bouvigne vaak van eigenaar. In 1930 kocht de gemeente Ginneken en Bavel het aan om te voorkomen dat de toenmalige eigenaar op de gronden van Bouvigne winstgevende villa's ging bouwen, waarvoor het kasteel zou moeten wijken. De gemeente verhuurde het kasteel vervolgens aan de Pius X- Volksuniversiteit Breda 50 jaar 1973-2023 2 stichting. Onder de bezielende leiding van Mgr. Frans Frencken speelde Bouvigne tussen 1930 en 1970 een belangrijke rol in het vormingswerk van Noord-Brabant.

De stichting organiseerde hier vormingswerk met de Vereniging van Catechisten. Die bouwden er een vakantiehuis op, de voormalige voorburcht voor de huisvesting van arbeidersmeisjes en diverse gebouwen voor een sociale school, een opleiding voor dienstbodes, een algemeen meisjeskamp, de opleiding voor gezinsverzorgsters en een vormingscentrum met cursuswerk voor moeders en meisjes. En natuurlijk, naar goed katholiek gebruik, een kapel.

In de jaren vijftig en zestig breidden de werkterreinen van de catechisten zich razendsnel uit. Het doel van de vereniging verschoof, geheel in de sfeer van de wederopbouw, naar het herstel van het christelijke gezin. In de jaren vijftig en zestig namen de catechisten het voortouw op het terrein van het wijkwerk, hun specifieke vorm van maatschappelijke hulpverlening, en de katholieke gezinszorg. Deze decennia waren hun ware glorietijd.


Van katholiek naar Nuts

De omslag kwam in 1972. Bouvigne werd verkocht aan waterschap De Brabantse Delta en de catechisten, die in die tijd nog maar weinig te doen hadden, verdwenen van het toneel. Gevolg was wel dat de regio Breda geen enkele vorm meer had van vormings- of welzijnswerk. Toine de Caluwé, in die tijd een vooraanstaand vormingswerker in WestBrabant, trok aan de noodklok. Hij stelde een werkgroep samen die moest onderzoeken hoe het nu verder moest. De commissie kwam tot de conclusie dat er wel degelijk vraag was naar dit soort werk. En hier komt Maatschappij tot Nut van het `t Algemeen om de hoek kijken. Ir. T. Ferwerda, in het dagelijks leven werkzaam als lector bij de KMA, is voorzitter van het departement Breda van de Maatschappij tot Nut van het `t Algemeen. Die Maatschappij loopt al jaren rond met het idee ook in Breda een Volksuniversiteit te beginnen. Het gat dat de catechisten achterlaten, wordt als een kans gezien voor de club van Ferwerda.


Breda had altijd al een volksuniversiteit (Deel2)

Opening met H. Mis

Op 21 november 1920 staat er in het Godsdienstig Staatkundig Dagblad het volgende bericht:  'Zaterdagmiddag had te Breda de plechtige opening plaats der R.K. Volksuniversiteit, waarbij tal van autoriteien, afgevaardigden van katholieke organisaties en een belangstellend publiek aanwezig was. Te 8 uur des morgens was door Mgr. J.M. van Oers, vice generaal van het bisdom, een H. Mis opgedragen tot welslagen der te openen R.K. Volksuniversiteit.'

Zeven jaar na de oprichting van de allereerste volksuniversiteit in ons land, die van Amsterdam in 1913, had Breda dus ook al een Volksuniversiteit. En misschien had de stad er zelfs twee. Want volgens D. Dooremans, die daar  in 1991 onderzoek naar deed, was het RK initiatief een reactie op de oprichting van een volksuniversiteit die aanzienlijk minder oog had voor het Roomsche gedachtengoed. Volgens Dooremans is de vereniging Rooms Katholieke Volksuniversiteit Breda in 1920 ontstaan als gevolg van de bij de bisschop van Breda en bij de Bredase vereniging Katholiek Leven bestaande wens tot centralisatie van de 'zonder enig onderling verband door verschillende r.k- verenigingen gegeven ontwikkelingscursussen.' Dat was de officiële  reden. Maar de oprichting moet, volgens Dooremans, naar de toenmalige maatstaven een noodzaak zijn geworden toen in het najaar van 1919 in Breda een 'neutrale  en daarmee verwerpelijke' volksuniversiteit werd opgericht.

Kennelijk is de neutrale volksuniversiteit destijds een kort leven beschoren, want echte statuten zijn niet aangetroffen en in de archieven is weinig tot niets teruggevonden van een neutrale, onafhankelijke volksuniversiteit. Wel van de Rooms Katholieke Volksuniversiteit. Wie Delpher googelt en zoekt naar katholieke volksuniversiteit Breda vindt, vooral uit die beginperiode, tal van persberichten. De opening van de Roomsche Volksuniversiteit is groot nieuws. Het Godsdienstig Staatkundig Dagblad besteedt op twee achtereenvolgende dagen uitgebreid aandacht aan de oprichting.  En het Dagblad van Noord- Brabant meldt met grote regelmaat de activiteiten van de Volksuniversiteit. Prof. Mgr. Frencken gaf in 1921 al lezingen over 'De weg der Volmaaktheid'. Pater F. de Bruyn hield op 23 november 1921 in het zaaltje boven De Beurs, ingang St. Janstraat, een lezing over natuurkundige sterrenkunde. En in hetzelfde zaaltje vertelde dr. G. Brom over St. Fransiscus van Assisië. Om een beeld te geven van de activiteiten in die jaren: Op het programma stonden onder meer lessen bijbelstudie, sterrenkunde, elektrotechniek, Nederlandse letterkunde en boekhouden en regelmatig lezingen over allerlei heiligen.


Podium

In september 1955 begint in Breda de stichting Bredase Volksuniversiteit Podium met haar werkzaamheden, de stichting wordt formeel opgericht op 21 september 1956. Zij was voortgekomen uit de fusie van de stichting Katholieke Volksuniversiteit Breda en de vereniging Katholiek Leven in Breda. Tot de werkzaamheden van de vereniging Katholiek Leven behoorden destijds met name het organiseren van toneeluitvoeringen en bals; de Katholieke Volksuniversiteit Breda organiseerde vooral lezingen en cursussen, maar ook  declamatie- en filmavonden.
Dooremans, die ook uitvoerig onderzoek deed naar deze periode van de Volksuniversiteit, constateert dat volgens de statuten  de doelstelling van de stichting Podium de volgende was: ".... het bevorderen van de culturele en wetenschappelijk vorming, in de ruimste zin, van de bevolking in en om Breda. De stichting laat zich daarbij leiden door de Katholieke beginselen. Zij tracht dit doel te bereiken door het organiseren van toneel-, muziek- en filmvoorstellingen, lezingen en cursussen en op elke andere wijze, welke het bestuur dienstig acht". Om lid te worden betaalde je in die beginperiode 2,50 gulden. 

In het begin van de jaren zestig begon de gemeente Breda zich met het culturele leven te bemoeien, de stad kreeg cultureel centrum De Beyerd en die concurrentie bleek uiteindelijk wat te groot voor de Volksuniversiteit. Het bestuur besloot uiteindelijk vanaf 1 januari 1964 alle activiteiten te staken en stelde daar zijn bijna drieduizend leden via een circulaire  op de hoogte. Maar, constateert Dooremans, een formeel opheffingsbesluit werd niet aangetroffen.  Dus misschien hebben we hier wel te maken met een slapende reus. Een klein decennium later zag 'onze' Volksuniversiteit tot nut van het algemeen het licht.  Dat is wel een reus, maar die is klaarwakker.


Stichting De Brede Aa

De eerste naam van de volksuniversiteit

We gaan terug naar het jaar 1971. In dat jaar begon een initiatiefgroep onder leiding van projectleider en vormingswerker Toine de Caluwé na te denken over de vraag: wat moet er gebeuren met het vormingswerk in West- Brabant. Wat was er gebeurd?  Kasteel Bouvigne werd verkocht aan het waterschap West- Brabant en die wilde er zijn kantoren in huisvesten. Het vormingswerk  zat dus zonder onderkomen.  

Vanaf 1930 speelde Bouvigne een belangrijke rol in het vormingswerk in West-Brabant, onder leiding van de in deze regio bijna legendarische Mgr. Franciscus Frencken. Bouvigne was niet meer beschikbaar en ook het vormingswerk lag in die tijd een beetje op zijn gat. Het werk van de commissie De Caluwé leidde uiteindelijk in 1972 tot een nota, waarin voorstellen werden gedaan om het vormingswerk in West- Brabant nieuw leven in te blazen.  Met centrum Seppe in Hoeven als centrale uitvalsbasis. De grote stad Breda kwam nauwelijks in de plannen voor. Maar het rapport bracht wel mensen op een idee.  Een commissie onder leiding van Ir. T. Ferwerda nam eind 1972 het initiatief tot het opzetten van de stichting De Brede Aa, die tot doel had een volksuniversiteit te realiseren. 


Volksontwikkeling

De commissie besluit op 3 oktober 1972 om samen met de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten en de Stichting Europese Culturele Activiteiten initiatieven op het gebied van het volksontwikkelingswerk te gaan ontwikkelen.  In januari 1973 zijn  al de eerste activiteiten op het gebied van vormingswerk in Breda zichtbaar. Er is dan officieel nog geen volksuniversiteit, maar de commissie ziet de activiteiten als proeftuin, even kijken of het initiatief haalbaar is.  Een yoga- avond en een lezing annex discussie-avond over 'Wat gaat er om in uw kind' zijn de eerste activiteiten.  De yoga-avond is een groot succes. "Het laat zich aanzien dat een groep van ongeveer dertig personen de yoga in cursusvorm zal voortzetten", schrijven de initiatiefnemers achteraf.  De discussie-avond trekt minder belangstelling, maar tien personen melden zich. Maar ook die stellen een vervolg op prijs. Andere activiteiten van het eerste uur zijn 'trimmen' en moderne wiskunde. Of die activiteiten succesvol waren, vermeldt de geschiedenis niet. De proefactiviteiten zijn in ieder geval wel zo geslaagd, dat de groep initiatiefnemers hard aan het werk gaat een volksuniversiteit van de grond te krijgen. Dat gebeurt al in de zomer van 1973.

Op 6 juni 1973 stuurt notaris Mr. A. Bots de conceptakte naar Ferwerda met de uitnodiging om op vrijdag 8 juni om 11.00 uur  aanwezig te zijn 'bij het verleden van de akte te onzen kantore.' Ferwerda is lector op de Koninklijke Militaire Academie  (KMA) en woont in Ulvenhout.  Hij handelt in zijn hoedanigheid van voorzitter van de stichting Europese Culturele Activiteiten, die is aangesloten bij de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten. Hij wordt de eerste voorzitter van volksuniversiteit  De Breda Aa. Ook aanwezig ten kantore van notaris Bots: Ir. Witen en de heer Docter, respectievelijk voorzitter en secretaris van het Departement Breda van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Bij elkaar dus de initiatiefnemers tot het oprichten van de volksuniversiteit.

Volgens de akte van oprichting is het doel van de stichting om, onafhankelijk van politieke of levensbeschouwelijke richting, voor alle bevolkingsgroepen in elke leeftijd in Breda en omstreken mogelijkheden te scheppen voor vorming en voor vergroting van kennis, creatieve vaardigheid, kunstgevoel en maatschappelijke betrokkenheid.  Dat doet de Brede Aa door het organiseren van voordrachten, lezingen, tentoonstellingen, educatieve reizen en excursies, leergangen manifestaties, het vormen van discussiegroepen en zelfwerkzaamheidsgroepen 'alsmede door alle andere wettelijk toegestane middelen.'

De stichting zal, waar mogelijk, samenwerken met andere instellingen en organisaties.

De Brede Aa krijgt haar geldmiddelen uit: schenkingen, erfstellingen en legaten, subsidies van overheid en particulieren en uit activiteiten.  Het bestuur bestaat uit zes leden, die voor de tijd van drie jaar worden benoemd. Drie leden op voordracht van de algemene ledenvergadering en drie op voordracht van het bestuur. Het bestuur benoemt (en ontslaat eventueel) een bezoldigd directeur.


Eerste programma

In het najaar van 1973 presenteert Volksuniversiteit De  Brede Aa haar eerste programma. In het boekje ligt een inleidend briefje van J.  Docter, secretaris van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, departement Breda.  Hij legt in het kort uit hoe het allemaal zo gekomen is:  'In de loop der jaren heeft het Nut verschillende initiatieven 'ten nutte van het algemeen' ondernomen. De Stichting Nutsscholen is hiervan wel het meest bekend. Op de laatste ledenvergaderingen hebben veel leden de wens te kennen gegeven meer activiteiten te ontwikkelen. Een activiteitencommissie heeft zich toen beraden op nieuwe taken en een plan aan het bestuur voorgelegd. De ledenvergadering heeft haar instemming betuigd met het verdere ontwikkelen van deze plannen.  Een en ander heeft geleid tot het oprichten van een nieuwe stichting De Brede Aa.'

Het eerste programma van najaar 1973 omvat een groot aantal hoorcursussen, cursussen in vreemde talen, een cursus mycologie- een wetenschap die zich bezig houdt met de studie naar paddenstoelen, zwammen en schimmels- en een aantal doe- cursussen. De eerste hoorcursus staat gepland op maandag 1 oktober in café-restaurant De Beurs Modern op de Grote Markt in Breda.  Heel toevallig ook de plaats waar de eerste activiteit van haar voorganger, de R.K. Volksuniversiteit in 1921 plaatsvond. Dr. J. van Epen bespreekt 'Drugs in de wereld van vandaag. ' Een week later wordt op dezelfde plaats de lezing over 'Confrontatie van ouderen met de seksuele revolutie' gehouden.  Dat valt allemaal in de categorie maatschappij. Verder zijn er hoorcursussen in de series School en Opvoeding,  Geschiedenis, Parapsychologie, Psychologie, Kunstzinige Vorming, Toeristische Recreatie, Sport en Spel en Maatschappelijke Bewegwijzering.
De vreemde talen, die worden aangeboden, zijn Frans, Duits, Engels en Spaans . De Doe-cursussen omvatten de cursus edelsmeden, fotografie en yoga. Voor het bijwonen van een lezing betaalden contribuanten drie en niet contribuanten vier gulden. De prijs van de langdurige cursussen varieert per onderwerp, al naar gelang de kosten die gemaakt moesten worden.

En met het uitvoeren van dat eerste  programma Najaar 1973 is de Volksuniversiteit De Brede Aa definitief gestart.


Alles draaide om de secretaris (Deel 4) 

Brede Aa

De stichting Brede Aa, wat is dat eigenlijk?  Dagblad De Stem noemt in een bericht in de krant van 18 september 1973 Brede Aa een Vormingscentrum. Het huishoudelijk reglement van de Brede Aa is daar duidelijk in. De Brede Aa is gesticht door het departement Breda van de Maatschappij tot Nut van het algemeen (afgekort het NUT) en de Stichting Europese Culturele Activiteiten, (afgekort SECA). De leden van het Nut en de contribuanten van de SECA betalen de ledenprijs voor activiteiten van de Breda Aa.

De taakverdeling is als volgt: Het departement van het NUT is de overkoepelende organisatie, zeg maar een soort raad van bestuur. De dagelijkse gang van zaken kwam voor rekening van SECA. En het Nut verleent hand- en spandiensten aan de Brede Aa. Het Nut geeft regelmatig zijn ledenlijst door aan de Brede Aa, om gericht reclame te maken voor de activiteiten.  Het departement verspreidt via de Nutsscholen drukwerk van de Brede Aa. De Brede Aa en de SECA hebben gezamenlijk een directeur en personeel. De kosten door salarissen en administratie als huisvesting, portokosten, telefoon en dergelijke komen voor rekening van de Brede Aa, dat een jaarlijkse subsidie krijgt van het Nut. De SECA  neemt de taalcursussen van de Bede Aa voor haar rekening.

Nog even iets organisatorisch: Het bestuur van  de Stichting Educatief Centrum Brede Aa bestaat in die beginperiode uit zes personen, waarvan drie aan te wijzen door het Nutsdepartement Breda en drie aan te wijzen door het bestuur van SECA.  De taken van het bestuur en de afzonderlijke leden worden nauwkeurig omschreven.  Zo lezen we in de taakomschrijving van de voorzitter dat hij de contacten onderhoudt met de andere bestuursleden , de relaties met verenigingen met ongeveer gelijkluidende doelstellingen en de officiële contacten verzorgt. Hij houdt het beleid van de stichting in het algemeen en het programmabeleid in het bijzonder in de gaten en, niet onbelangrijk:  'het doen convoceren van vergaderingen, via de secretaris, het openen en sluiten van avondbijeenkomsten en het subsidiebeleid.'

De secretaris heeft het er  het drukste mee. Hij heeft er bijna een dagtaak aan. Hij notuleert alle vergaderingen, onderhoudt de correspondentie naar buiten toe, regelt sprekers voor avondbijeenkomsten, regelt daar de geschikte locaties voor en zorgt dat alles naar wens verloopt en voldoende publiciteit krijgt. Hij onderhoudt de contacten met de cursusleiders, rapporteert aan de penningmeester wat hij kwijt is aan alle gemaakte afspraken, maakt een jaaroverzicht, controleert de administratie en de drukproeven. 


Druk programma

Wat kon je in die beginjaren allemaal doen bij  de Volksuniversiteit? Het winterprogramma van 1974 vermeldt de  cursussen Frans II, Engels I en II en Spaans II. Er zijn nieuwe cursussen in de doe- sector: edelsmeden 1 en 2 en fotografie 1 en 2. Er is een cursus lichamelijke opvoeding, in januari van dat jaar start de cursus kunstzinnige vorming, Vier avonden spreekt prof. De Waele uit Nijmegen over de meesterwerken in de Vlaamse schilderkunst. 
In de jaren zeventig is Breda dè jazzstad van Nederland met het Oude Stijl Jazzfestival, dat zijn hoogtijdagen beleeft. Samen met de Roaring Twenties Club worden zes lessen oude stijl jazz gegeven. 
Verder zijn er nog cursussen bloemschikken en wiskunde voor ouders I en II.  Aardig is te vermelden dat de heer Veldkamp, die deze cursus zou geven, zich afmeldt. De reden: door de benzinedistributie kan hij niet naar Breda komen met zijn auto. Maar gelukkig: hij zoekt zelf een vervanger.

Hoe kwam de Volksuniversiteit aan zijn cursusleiders? De Volksuniversiteit nam contact op met het Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk in Amsterdam. Die club had een uitgebreid netwerk van docenten. Zo kreeg de Volksuniversiteit, nog voor het allereerste programma in 1973 werd opgesteld, al een voorstel om mensen te benaderen. Voor de serie lezingen had H. Klaver- Holleman van het instituut een paar voorstellen.  Hij gaf niet alleen naam, adres en telefoonnummer door, maar gaf er een eerste indruk bij. Zo stond bovenaan de lijst drs. A. Oortwijn. Indruk: 'niet zo spraakzaam, bedachtzaam. Had wel tijd. Geld was niet belangrijk. Werkt als psycholoog.' 
En wat te denken van  S. Kohnstamm: 'Erg enthousiast, wel kundig, wil graag met de trein afgehaald worden als zij gekozen wordt. Vindt een grote groep, meer dan 20 personen, niet zo prettig.'  De Volksuniversiteit benaderde die mensen dan en in negen van de tien gevallen leidde dat inderdaad tot een lezing of een cursus.
Het feit dat geput werd uit de lijst van een landelijk instituut, betekende vaak dat cursusleiders en mensen die een lezing gaven vaak uit het hele land kwamen.  


Hoogtepunten

Het was toch niet niks wat de Volksuniversiteit in die beginperiode te bieden had. Op het programma van september 1973 tot augustus 1974 staat onder meer een causerie uit eigen werk door Harry Mulisch, een lezing over Alexander Solzjenitsyn door Karel van het Reve en een lezing over kleinkunst door Fons Jansen. Jan Blaaser gaf er zijn 'Jan Man show'.


Wordt vervolgd ….